Rav Menachem Sebbag
25 -5- 2023
Wij staan aan de vooravond van Sjawoe’ot en aan het einde van Sefierat Ha’Omer. Als het allemaal goed is gegaan, hebben wij de negenenveertig dagen tussen Pesach en Sjawoe’ot iedere dag hardop met beracha geteld. Nu maken wij ons klaar voor Sjawoe’ot, het feest waarop wij de ontvangst van de Thora op de berg Sinaï zullen vieren.
Iedere dag gedurende deze negenveertig dagen hebben wij na zonsondergang de desbetreffende dag hardop geteld. Op de eerste dag na de eerste Sederavond telden wij dag één, daarna dag twee en zo verder, tot en met dag negenenveertig. Dit is de dag die voorafgaat aan het feest van Sjawoe’ot. Deze telling symboliseert dat de bevrijding uit de slavernij van Egypte alleen nog maar een fysieke bevrijding was. De bevrijding werd pas volgebracht op het moment dat het volk de Thora in ontvangst mocht nemen en daarmee een duidelijke set waarden en normen aanvaardde. Indien dit niet was gebeurd, had de nieuw verworven vrijheid kunnen uitlopen op anarchie. De feestdag van Pesach en de bevrijding werden pas voltooid toen onze voorouders de Thora in ontvangst namen.
Veel commentatoren stellen een interessante vraag over de wijze waarop er geteld wordt. Ook de Minchat Chinoech stelt deze vraag bij de mitswa van Sefierat Ha’Omer: “Waarom begint het tellen met één en loopt het op naar negenenveertig? Hier is toch sprake van het aftellen vanaf de uittocht uit Egypte naar de gebeurtenissen op de berg Sinaï? Het zou veel verstandiger geweest zijn als er met negenveertig zou zijn begonnen en vandaar terug naar één zou zijn geteld. Wij zijn immers aan het aftellen naar een gebeurtenis in de toekomst,” aldus het commentaar.
Er worden op deze vraag uiteenlopende antwoorden gegeven. Mijn antwoord is, dat het binnen het Joodse gedachtegoed natuurlijk van groot belang is om in deze periode vooruit te kijken naar de bijzonder belangrijke gebeurtenis van de ontvangst van de Thora, maar dat het net zo belangrijk is om terug te kijken naar het beginpunt. Tegelijkertijd mag bij het vooruitkijken naar de ontmoeting met Hasjem op de berg Sinaï niet uit het oog worden verloren dat wij kortgeleden nog een slavenvolk waren. Het is niet alleen maar een kwestie van aftellen naar, maar ook van optellen vanaf!
In het leven zelf gaat het in die zin niet anders. Natuurlijk is het van groot belang dat wij ons doelen stellen met het oog op wat wij willen bereiken in de toekomst. Maar net zo belangrijk is het om te weten waar je begin ligt en op welke basis dit berust. Om onder je leven een sterk en goed fundament te leggen, zodat ook bij het bouwen van een vierde en vijfde verdieping nog steeds aan de fundering en de begane grond kan worden gedacht. Een vijfde verdieping kan immers slechts gebouwd worden op de vier verdiepingen eronder. Een gezonde levenswandel kenmerkt zich door een goede combinatie van aftellen naar en optellen vanaf. Er kan zelfs aan vernieuwing en verbetering van het bouwwerk worden gewerkt, maar niet ten koste van de basis en het fundament.
Misschien is dat ook de reden dat in de Hagada (de orde voor Pesach-avond) het verhaal van de uittocht uit Egypte begint met de woorden: “mitechilla” (in het begin). Om het verhaal van het ontstaan van het Joodse volk te begrijpen, moet er eerst naar het verleden worden gekeken. Naar de zuilen van het volk en hoe het begon. Met de aartsvaders en aartsmoeders en de verhalen over hen.
Misschien is dat de reden waarom de Thora begint met het woord “beresjiet” (“in het begin”), namelijk om het belang van het verleden te benadrukken. Want, hoe goed het ook is om vooruit te kijken, altijd moet er worden teruggekeken naar hoe het begon.
En dit is misschien ook de reden waarom een heel boek uit de Thora wordt gewijd aan de gebeurtenissen in de woestijn, sefer Bemidbar. Vanaf aartsvader Abraham, en vele malen daarna, wordt ons op het hart gedrukt dat het uiteindelijke doel is het bereiken van “Het Beloofde Land”. Maar de Torah wijdt een heel boek aan de gebeurtenissen in de woestijn onderweg daar naar toe. De verhalen van het opzetten en afbreken van de tabernakel onderweg, van een reizend volk zonder thuisbasis. De mooie momenten, zoals het manna uit de hemel en de ceremoniën van inwijding, zoals de kampement vorming en de reinheidsregels. Maar ook de minder mooie momenten, zoals het geklaag over honger en dorst, de verspieders, de interne ruzie van Korach, en het opstaan en vallen van een volk dat went aan zelfstandigheid.
Degene die denkt dat al deze gebeurtenissen in de woestijn straks verleden tijd zijn en niet meer relevant, vergist zich enorm. Dit omdat, al is het beloofde land het einddoel, de weg ernaartoe en de lessen die daarmee gepaard gaan van alle tijden zijn. De Thora wil met het vastleggen van deze gebeurtenissen ons op het hart drukken altijd hiernaar terug te kijken en de wijsheden hiervan mee te nemen in een nieuwe toekomst.
Hiermee wordt het belang van verleden en traditie benadrukt. Als wij alleen gericht zijn op vernieuwing en aanpassing, zonder die telkens weer te toetsen aan het verleden, dan hebben wij er kennelijk wel een verdieping op gezet, maar is het niet zo zeker of de fundamenten het wel zullen houden. Wij lopen dan het risico dat ons gebouw wel eens zou kunnen instorten. Zoals eerder gesteld: onze verdieping rust op alle verdiepingen eronder!
Mijn zegen aan ons allen, vlak voor Sjawoe’ot, is, dat wij hieraan blijvend zullen mogen vasthouden. Dat wij naar nieuwe doelen die wij onszelf stellen, aftellen, zonder te vergeten dat wij ook aan het optellen zijn. Dat wij toekomstgericht zullen zijn, zonder dat wij ooit vergeten dat de toekomst alleen bestaansrecht heeft dankzij het verleden. Dat het gebouw van ons leven alleen maar uit stabiele etages mag bestaan en dat het op een stevige ondergrond mag staan en krachtige fundamenten zal hebben: de ondergrond van onze traditie en het fundament van de Thora en haar Halacha.
Dat wij, wat betreft Sefirat Ha’Omer, misschien klaar zijn met aftellen, maar zeer zeker niet zijn uitgeteld!
Reacties zijn uitgeschakeld voor deze post.