Rabbijn Shimon Evers
De persoonlijke bevrijding
Twee gebeurtenissen spelen een hoofdrol in het ontstaan van het Joodse volk. De uittocht uit Egypte en 50 dagen daarna het schenken/ ontvangen van de Tora bij de berg Sinai. Deze twee gebeurtenissen worden beschouwd als de vorming van het lichaam en de ziel van het Joodse volk.Op Pesach vieren we de uittocht uit Egypte, de bevrijding uit de slavernij. Daarna volgt een periode van 49 dagen (dus zeven weken) tellen tot de 50e dag.
Eentaalkundig fenomeen accentueert de betekenis van de uittocht uit Egypte. Het Hebreeuwse woord voor Egypte is ‘Mitsrajiem’. Aangezien het Hebreeuws zonder klinkers wordt geschreven, kan dit woord ook gelezen worden als ‘Métsariem’. Het woord Métsariem betekent beperkingen/ begrenzingen. Vanuit deze invalshoek is de uittocht uit Egypte een uittocht uit beperkingen. Daarmee is er een duidelijke les in het verhaal van de uittocht en de beleving hiervan voor ieder mens: een stukje persoonlijk bevrijding ervaren.
De persoonlijke band
Op de vijftigste dag na de uittocht heeft G’d Zich op de berg Sinai geopenbaard aan het Joodse volk. In de eerste van de Tien Uitspraken stelt G’d Zich voor: “Ik ben G’d jouw G’d die jou uit het land Egypte heeft gevoerd, uit het slavenhuis.” Hoewel het hele Joodse volk op dat moment aan de voet van de berg Sinai stond, worden ze toch in het enkelvoud toegesproken, ‘jouw G’d’ en niet ‘jullie G’d’. Waarom koos G’d voor het enkelvoud?
Iedereen heeft een persoonlijke band met G’d. Tot eenieder zegt G’d dat Hij zijn G’d is. Doordat G’d Zich tot het individu richt, geeft dit elk persoon ook een gevoel van eigenwaarde: “Jij bentde moeite waard om persoonlijk tot jou het woord te richten.” Deze eerste uitspraak geeft iemand iets van zijn eigenwaarde (terug). In G’ds ogen ben jij belangrijk genoeg om persoonlijk toegesproken te worden: Hij is jouw G’d!
Het gebruik van het enkelvoud legt de nadruk op ieders eigen verantwoordelijkheid. Niemand kan met de vinger naar de ander wijzen en zeggen dat die andere verantwoordelijk is. G’d spreekt eenieder van ons aan op diens eigen verantwoordelijkheid: “Ik ben jouw G’d!”Collectieve verantwoordelijkheid is in feite geen verantwoordelijkheid. Je kan je niet verschuilen achter de rug van een ander!
De laatste van de Tien Uitspraken is: “Je mag niet het huis van je naaste begeren. Je mag niet begeren de vrouw van je naaste, zijn slaaf en zijn slavin, zijn os en zijn ezel, niets wat jouw naaste toebehoort.” De vraag die velen bezighoudt, is: hoe kan de Tora een opdracht geven om iets niet te begeren? Heeft de mens die gevoelens wel onder controle? Het antwoord is principieel en gebaseerd op een uitspraak in de Talmoed (Babylonische Talmoed, Avoda Zara, 3a): “G’d stelt geen eisen aan de schepselen die voor hen onmogelijk zijn.”G’d heeft de mens het vermogen gegeven om inderdaad zijn begeerte te bedwingen. Velen leggen een link met de eerste van de Tien Uitspraken, Ik ben G’d jouw G’d. Wanneer een mens de nabijheid van G’d daadwerkelijk ervaart dan ervaart hij ook dat hij krijgt wat hem toekomt en vervalt de behoefte om te begeren wat de ander heeft.
Reacties zijn uitgeschakeld voor deze post.