Ruben Vis
We leven als Joodse volk, als Joodse gemeenschap in Nederland en als Joodse Gemeente in Rotterdam, in turbulente tijden. Tijden die van ons vragen om het hoofd koel te houden, maar ook om op te staan, met moed en daadkracht, nu het nodig is. Precies dat heeft het bestuur van de Joodse Gemeente Rotterdam onlangs laten zien. Door een principieel besluit te nemen: géén grondverhuur van een onbegraven deel van de Joodse begraafplaats aan het Toepad voor de bouw van tijdelijke studentenwoningen. Omdat de Erasmus Universiteit besloot haar banden met Israëlische universiteiten te verbreken. Een alleszins moedig en lofwaardig optreden. Rotterdam, zowel de straat, de Raadszaal als de universiteit zijn al veel langer het toneel van allerlei uitingen die het voor Joden in Rotterdam steeds minder aangenaam maken.
Het idee was om een stuk onbegraven grond van de Joodse begraafplaats tijdelijk, maar voor langere tijd, te bestemmen voor de plaatsing van gestapelde studentenwoningen. De begraafplaats ligt niet ver van de Woudestein-campus van de Erasmus Universiteit en de afstand tussen de studentenwoningen en het universiteitsterrein bedraagt slechts tien minuten lopen. Het besluit van de Erasmus universiteit Rotterdam om voorgenomen en bestaande samenwerkingen met de Bar-Ilan University, The Hebrew University of Jerusalem en The University of Haifa in de vorm van exchange programma’s, onderzoeksprogramma’s en deelname in consortia, te staken vormt voor de Joodse Gemeente Rotterdam de aanleiding om niet langer mee te werken aan de realisatie van studentenhuisvesting op hun terrein.
Hierop liet de Permanente Commissie van het NIK aan het bestuur van de Joodse Gemeente Rotterdam weten dit een niet alleen een moedige en lofwaardige actie te vinden maar het laat ook zien naar de Rotterdammers toe èn naar de leden van de Joodse Gemeente toe dat de Joodse Gemeente Rotterdam als het er op aankomt zich in handelen opricht zoals de leeuwin waar de recente militaire operatie van Israel tegen Iran naar is genoemd. Ook voor de Joodse Gemeente Rotterdam geldt: nu is het moment gekomen om zich op te richten (hen am kelavie jakoem).
In de Selichot zeggen we: mie jakoem ja’akov, kie katon hoe – wie staat erop voor Jacob, want nietig is hij. We mogen dan klein zijn in aantal, we zijn groots in kracht, zoals de leeuwin die zich opricht. Juist dat heeft het bestuur van de Joodse gemeente Rotterdam laten zien op het beslissende moment. Het optreden van de Joodse Gemeente Rotterdam strekt tot voorbeeld voor onze gehele Joodse gemeenschap en voor alle Joodse Gemeenten in het land.
Reacties zijn uitgeschakeld voor deze post.